K.B.
Hoor jij me ook woeden, mij het C-beest?
Blaffend door de straten rennend
Krijsend over de hospitaalvloeren glijdend
Tranen over de doodskisten druppend
Grijnzend door rustoorden banjerend
Ik, de druipende stille moordenaar
Met slepend stap rond je thuis sluipend.
Hoor je me ook woeden, mij de C-sterfput?
Moordenaar van 1000-den levens wereldwijd
Delirisch genietend levensdrinkende rioolrat
Ineenstuikende levens verscheurend in
Existentiële horreur van botsende longen
Geen plek waar Ik niet ben
Of denk je van wel?
Gevonden, ik heb je gevonden, ik de C-duisternis!
Tussen het bruinrot en de schurft,
Tussen het schuim en de zwartbenigheid,
De poppenmeester verborgen waar zelfs geen mens ooit was
Modder harkend in een baaierd van menselijk failliet
Ik, de giftende zwarte parel in de schelp
Ik het triomferend kalken skelet dat elke levensadem verkruimelt.
Jij, de C-kinderen, de Christus-lichtjes,
Zoals jij met een lied in je oren
Of verloren in de bladeren van je Boek
Je een weg boort doorheen het graniet
Naar ondergronds gegane mensen
Om hen uit waar jij ook was
Omhoog te trekken in dat C-Licht
Ik, de C-Waarheid
De Christus Waarheid
Het trillend Licht
Roep Me toch aan
Open de ramen van je ziel
En Ik kom
Of beter,
Ik was er al
Eeuwig.